95 STELLINGEN

Klik hier... Maar van het begin der schepping heeft Hij hen als man en vrouw gemaakt. Marcus 10:6
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

28 - Miljoenen jaren oude gebruiksvoorwerpen

Bericht door Lanzer »

28 - Miljoenen jaren oude gebruiksvoorwerpen.

Steeds weer worden in aardlagen die volgens conventionele schattingen veel ouder dan 100 miljoen jaar zijn, voorwerpen gevonden die met grote waarschijnlijkheid door mensen werden gemaakt (zogenoemde artefacten). Met betrekking tot deze vondsten werd veel gespeculeerd. Is de mensheid veel ouder dan men tot nu toe dacht? Stammen deze voorwerpen van buitenaardse wezens? Hebben wij met reizigers in de tijd te maken? Bijna nooit wordt echter de vraag gesteld: Hoe betrouwbaar zijn de gebruikelijke geologische tijdtafels.


In juni 1934 werd een kalksteen gevonden waaruit een stuk hout stak. Toen men het stuk hout eruit haalde werd vastgesteld, dat het om de houten steel van een hamer ging. Toen het voorwerp ontdekt werd was het volledig ingebed in het kalksteen. Daaruit concludeerde men, dat de hamer gemaakt moest zijn voordat het gesteente ontstond. De ouderdom van het gesteente werd door geologen op 65 tot 140 miljoen jaar geschat.(49)

In het jaar 1989 werd een analyse van het metalen bovengedeelte uitgevoerd. Verbazingwekkend is dat in de kop van de hamer geen sporen van koolstof of andere toevoegingen gevonden werden, maar in plaats daarvan chloor en zwavel. In de huidige tijd is geen proces voor ijzerproductie bekend, waarbij deze stoffen erin komen. Dit bevestigt de aanname, dat deze hamer daadwerkelijk werd vervaardigd vóór de „moderne” ijzertijd.

In hun boek „The Hidden History of the Human Race” beschrijven M.A. Cremo en R.L. Thompson onder anderen 58 verschillende vondsten van voorwerpen (welke mensen gemaakt hebben) en van botten van mensen in geologische lagen die volgens conventionele schatting veel ouder dan 100 miljoen jaar oud zouden moeten zijn.

Enige voorbeelden:(50)

- Een ijzeren spijker ingebed in schots zandsteen, dat tussen 360 en 408 miljoen jaar oud zou zijn. (pagina 105)

- Een mooi versierde, metalen vaas in Dorchester (Massachusetts, USA) in een formatie ingebed, die ouder dan 600 miljoen jaar zou zijn (pagina 106)

- Een metalen buis in een kalksteen, die gedateerd is op 65 miljoen jaar afkomstig uit de steengroeve van Saint-Jean de Livet in Frankrijk. (pagina 117)

- Een kleine gouden ketting ingesloten in steenkool, die men dateert op 260-320 miljoen jaar, uit een mijn in het noorden van Illinois (USA). (pagina 113)

- Een metalen kogel met gleuf over de grootste doorsnede, gevonden in een laag van pyrofylliet in Zuid-Afrika. Men dateert deze laag op 2,8 miljard jaar. (pagina 121)

- Een groot aantal stenen werktuigen, gevonden in Boncelles (België) in een laag, waarvoor een ouderdom tussen 25 en 38 miljoen jaar wordt aangegeven. (pagina 68 - 70)

- Een gouden draad, ingebed in steen van een steengroeve te Rutherford (Engeland), waarvoor een ouderdom van 320 tot 360 miljoen jaar wordt aangegeven. (pagina 106)

Zulke vondsten mogen niet overgewaardeerd worden. Toch doen zij gerechtvaardigde twijfel over de gebruikelijke dateringsmethoden oprijzen.

(49) Washington Post, 2. Okt. 2005.
(50) M.A. Cremo und R.L. Thompson, The Hidden History of the Human Race, Govardhan Hill Publishing, Badger, USA, 1994.

Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

29 - Miljoenen jaren oude microben

Bericht door Lanzer »

29 - Miljoenen jaren oude microben.

Niet zelden komt het voor dat men in (zogenaamd) 500 miljoen jaar oude zout- en steenkoollagen levensvatbare micro-organismen vindt. Over het isoleren en reactiveren van zulke microben is een veelheid aan publicaties verschenen. Deze microben kunnen wel enige duizenden, maar nooit honderden miljoenen jaren oud zijn. In die tijd zouden de nucleïnezuren (DNA) en andere celbouwstenen allang moeten zijn vergaan. Dat microben zich in een starre „slapende toestand” (cryptobiose) over zulke lange tijdsperioden (en zonder voedingsaanvoer) zelfstandig kunnen vernieuwen en „repareren”, is ondenkbaar.

Micro-organismen vindt men praktisch overal op aarde. Vanwege hun enorm variabele fysiologische eigenschappen kunnen zij op onnoemelijk veel plaatsen leven. Men vindt ze in vulkaanopeningen, warmwaterbronnen op het aardoppervlak, maar ook op de bodem van de oceaan, in het ijs van de Noordpool, in de Dode Zee, en daarnaast ook als symbionten in het maag-darmstelsel van hogere organismen.

In de afgelopen jaren werden echter diverse malen ook in oude zout- en steenkoollagen microben gevonden. Veel van deze vindplaatsen worden ingedeeld in het Perm (250 - 300 miljoen jaar) of het late Precambrium (tot 500 miljoen jaar).

Onder extreem gecontroleerde omstandigheden (vanwege het gevaar van verontreiniging door huidige microben) gelukte het verschillende teams in verschillende laboratoria zogenaamd „oeroude-microben“ uit de slapende toestand tot leven te wekken en te kweken.(51)

Dat deze microben werkelijk honderden miljoenen jaren oud zijn, is ook onder de voorstanders van een miljarden oude aarde omstreden. In de regel worden de volgende kritische opmerkingen geplaatst:

a) De ouderdom van de geïsoleerde micro-organismen kan niet direct bepaald worden, maar slechts indirect via een datering van de matrix waarin zij ingesloten zijn. Daarom kan een verplaatsing als foutbron niet uitgesloten worden.

b) Het gevaar van verontreiniging bij de monstername (of - bewerking) door recente (dwz tegenwoordig levende) micro-organismen is ook bij de strengst gecontroleerde experimenten in principe niet uit te sluiten.

In de regel worden echter in de publicaties alle bekende verontreinigingsbronnen en mogelijkheden onderzocht. Critici zouden concrete niet controleerbare mogelijkheden ter verontreiniging moeten benoemen. De ongefundeerde verontreinigingskritiek verliest geloofwaardigheid ten opzichte van de overvloed van gepresenteerde gegevens.(52)

(51) Russel H. Vreeland, William D. Rosenzweig und Dennis W. Powers, Isolation of a 250 million-year-old halotolerant bacterium from a primary salt crystal. Nature 407, 19. Oktober 2000, p. 897 – 899.
(52) Harald Binder, Dornröschenschlaf bei Mikroorganismen?, Studium Integrale, Oktober 2001, S. 51 – 55, http://www.wort-und-wissen.de/index2.ph ... j82-1.html


Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

30 - Nusplinger platenkalk

Bericht door Lanzer »

30 - Nusplinger platenkalk.

Enige jaren geleden heeft men de vormingsduur van de Nusplinger platenkalk berekend door vergelijking met de vormingsduur van kalk in de huidige wateren. Nu blijkt dat de Nusplinger platenkalk voornamelijk gevormd werd door kalkskelet dragende goudalgen, die tegenwoordig nog bestaan. Wanneer de tegenwoordig levende Emiliania huxleyi van voldoende voedingsstoffen voorzien wordt, dan kan zij in slechts tien dagen 0,5 - 1 cm kalksediment produceren. Nieuwe inzichten over micro-evolutionaire soortvorming tonen bovendien, dat de soortenrijkdom van de fossiele zeedieren in de Nusplinger platenkalk zou kunnen ontstaan in enkele tientallen jaren.


Snelle kalkvorming
De Nusplinger platenkalk bestaat voornamelijk uit de kalkschaaltjes van goudalgen (Coccolithophorida). Deze in de zee zwevende piepkleine algen (nanoplankton) scheiden een „pantser” van ringvormige kalkschaaltjes (Coccolieten) uit.

De goudalgen vormden de voedingsbodem van de in het water zwevende kleine zeeleliën (Saccocoma). Min of meer vergane kleine zeeleliën zitten fijn verdeeld in de Nusplinger platenkalk, terwijl hun restanten een hoofdbestanddeel vormen in de dikke lagen.

De kleine zeeleliën konden zich bij voldoende voedingsaanbod massaal vermeerderen en dienden verscheidene ammonietensoorten tot voeding. Deze drie levensvormen (goudalgen, kleine zeeleliën en ammonieten) vormden een belangrijke voedselketen. Goudalgen en kleine zeeleliën waren massaal aanwezig en werden gesteentevormers, terwijl de ammonieten veruit de talrijkste ongewervelde fossielen zijn in de Nusplinger platenkalk.53

De sedimentatie snelheid in de Nusplinger platenkalk was zo groot, dat belemnieten scheef of zelfs loodrecht ingebed konden worden. In verschillende leisteenlagen zijn dode vissen ingebed, die eveneens zeer snel begraven werden. Zo snel, dat ze niet konden ontbinden.

Gigantische algenbloei
Huidige goudalgen ontwikkelen in de zomer in koelere zeeregionen zogenoemde algenbloei en kunnen hierbij een zeeoppervlak van 100.000 km2 bedekken. Van algenbloei spreekt men bij meer dan 1.000 cellen per milliliter water. Onder deze omstandigheden verdubbelen zich de algen ongeveer elke 8,5 uur. In extreme omstandigheden kan zulke algenbloei een oppervlak ter grootte van Engeland bedekken en hierbij ruim 100 ton kalk produceren.

Snelle soortenvorming
De enige organismen die zich in het Nusplinger platenkalk over verschillende lagen gestaag veranderen, zijn de uitgestorven ammonieten. Naar men zegt zou de micro-evolutionaire ontwikkeling van de ammonieten van laag tot laag in het verleden veel langzamer zijn verlopen dan van de tegenwoordig levende soorten bekend is.

De studies die de bioloog David Reznick en zijn team aan kleine vissen (guppy’s – Poecilia reticulata) uit roofdierrijke en roofdierarme wateren heeft uitgevoerd, tonen reeds na 18 generaties selectief bewerkte uiterlijke veranderingen.(54) Daarmee hebben zij zich tot 10 miljoen maal sneller ontwikkeld, dan men voor fossielenreeksen van andere soorten meent vast te stellen.

Snelle vorming van soorten werd ook bij (enorme) milieuvervuiling vastgesteld. Bijvoorbeeld bij planten die zich bevinden op mijnstortplaatsen die met zware metalen verontreinigd zijn,55 of bij muizen die blootgesteld waren aan milieugevaarlijke stoffen.(56)

Een ander voorbeeld voor micro-evolutionaire ontwikkeling is de soortenrijke cichliden (bonte baarzen) fauna in het Malawi meer, die in de afgelopen 200 jaar is ontstaan. Daaraan hebben verstoorde milieu omstandigheden bijgedragen, zoals de aantoonbare periode van uitdroging van het meer. Daarbij leidde de veelsoortige selectiedruk op de basissoorten met zeer veelzijdig erfmateriaal (genetische veelzijdigheid) tot steeds meer nieuwe soorten.(57)

(53) Manfred Stephan, Zur Bildungsdauer des Nusplinger Plattenkalks, Studium Integrale, April 2003, S. 12 – 20, http://www.wort-und-wissen.de/index2.ph ... 101-2.html
(54) David N. Reznick, Frank H. Shaw, F. Helen Rodd und Ruth G. Shaw, Evaluation of the rate of evolution in natural populations of guppies (Poecilia reticulate), Science 275, 28. März 1997, p. 1934 – 1937.
(55) Reinhard Junker, Prozesse der Artbildung, in S. Scherer (HG)’s Buch „Typen des Lebens“, Berlin, 1993, S. 31 – 45.
(56) Silvia Garagna, Maurizio Zuccotti, Carlo Alberto Redi und Ernesto Capanna, Trapping speciation, Nature 390, 20. November 1997, p. 241 – 242.
(57) J. Fehrer, Explosive Artbildung bei Buntbarschen der ostafrikanischen Seen, Studium Integrale 1997/4, S. 51 – 55.

Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

31 - Snel opstijgende granietdiapieren

Bericht door Lanzer »

31 - Snel opstijgende granietdiapieren.

Tot voor kort waren de meeste geologen ervan overtuigd dat granitisch magma slechts zeer langzaam beweegt, in de vorm van omhoogstijgende diapieren vanonder de aardkorst ,naar de definitieve bestemming in het graniet (dieptegesteente). Nieuwe waarnemingen van de gesteentesamenstelling en -structuur, laboratorium metingen aangaande de aardkorst, alsook vloeistofdynamische berekeningen tonen echter aan dat het magma in de meeste gevallen tot 100.000 maal sneller omhoog vloeit, dan tot nu toe werd aangenomen. Daarom is het duidelijk dat veel diapieren, waaraan tot nu toe een ouderdom van vele miljoenen jaren toegeschreven werd, in werkelijkheid zeer jong zijn.


Graniet is een fijn- tot grofkorrelig kristallijn gesteente meestal helder van kleur met een hoog siliciumgehalte. Onder diapier verstaat men in het algemeen een in horizontale doorsnede ronde, en in verticale doorsnede paddestoelvormige opeenhoping van laagviskeus materiaal, dat opstijgt tengevolge van stuwende krachten door een meer viskeuze omgeving. Naast granietdiapieren spreekt men bijvoorbeeld ook van zoutdiapieren.

Het ontstaan van graniet
Heet magma stijgt tot enkele kilometers vanonder de aardkorst op en vormt daar een veelal onregelmatig gevormde substantie, een zogenaamde granietopeenhoping (ook dieptegesteente genoemd). Bepaalde mineralen kristalliseren reeds gedurende het opstijgen. Maar het grootste gedeelte van deze mix kristalliseert op de eindbestemming tijdens de afkoeling. Hebben zich na verloop van tijd enkele granietopeenhopingen in een beperkte omgeving samengevoegd, dan spreekt men van een batholiet.

Processen met „ongeologisch” hoge snelheden
Volgens berekeningen kan een gemiddelde magmasmelt in 41 dagen door een zes meter brede en 30 km lange Dike(58) getransporteerd worden. Zo kan een batholiet van 6000 km3 in slechts 350 jaar gevormd worden. Een „in kleine hapjes” wording over tienduizenden jaren is uitgesloten, omdat daarvoor de nodige bewijzen in het laccoliet ontbreken. Bij het contact, het raakvlak tussen twee granietopeenhopingen, zou namelijk de reeds afgekoelde oudere magma door nieuw aangekomen hete magma opnieuw opgewarmd en omgezet worden. Dikte en opwarmingssporen in het aangrenzende gesteente van gevonden Feeder-Dikes(59) bevestigen deze conclusie.

Chemische analyses tonen in bepaalde gevallen, dat er tussen de smelt en het gesteente in het brongebied zich geen chemisch evenwicht kon instellen, voor het magma werd onttrokken. Deze bevindingen hebben alleen dan zin, indien in korte tijd in een nauw begrensd gebied van de aardkorst zeer veel magma gevormd werd en het materiaal ofwel voor de segregatie ofwel bij de eindbestemming een chemische homogenisering onderging.

Epidoot
Een heel sterke indicatie voor een snel transport is het mineraal epidot, dat in enkele batholieten gevonden werd. Epidoot is slechts op diepten vanaf ca. 20 km in contact met magma stabiel. Volgens experimenteel onderzoek desintegreren de 0,5 mm grote epidootkorrels van Front Range bij 800º C binnen 50 jaar, wanneer zij in de aardkorst belanden. Bij de White-Creek-batholieten berekende men aan de hand van de gevonden korrelgrootten alsook de veronderstelde temperatuur en diepte van de magma een stroomsnelheid van minstens 700 meter per jaar. Daarom is het ontstaan van een batholieten in tientallen dan wel honderden jaren zeker realistisch.

Snelle intrusie van granietsmelten door dikes
De discussie over het magmatransport is in volle hevigheid losgebarsten.(60) Opmerkelijk is dat ondanks veel leemtes in de kennis, duidelijk vastgesteld kan worden dat in het binnenste der aarde grootschalige processen plaatsvinden (of tenminste gedurende bepaalde perioden van de aardhistorie plaatsgevonden hebben), die vele malen sneller verlopen dan de gewoonlijk geschatte geologische snelheden, zoals bijvoorbeeld de platenverschuivingen in de platentektoniek (tegenwoordig enkele centimeters per jaar).

(58) Dikes zijn plaatachtige, vaak ver uitstekende gesteenten uit magmagesteente, die grote spleten vullen en het omgevende gesteente snijden of doorkruisen.
(59) Dikes, die als toevoerkanalen voor dieptegesteenten gelden, gaf men de naam „Feeder-Dikes”.
(60) Franz Egli-Arm, Studium Integrale, April 1998, S. 6 – 16, http://www.wort-und-wissen.de/index2.ph ... j51-2.html


Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

Chemische evolutie (32-40)

Bericht door Lanzer »

Chemische evolutie (32-40)

De chemische evolutie houdt zich enerzijds bezig met het ontstaan van de basisbouwstenen voor levensnoodzakelijke moleculen (aminozuren) en anderzijds met het ontstaan van biologisch actieve moleculen uit deze bouwstenen (proteïnen). De vraag hoe zich deze proteïnen tot levensvatbare cellen samengevoegd zouden kunnen hebben, blijft daarbij volledig open.

De oersoeptheorie
Volgens de conventionele leer zou de eerste cel (het eerste organisme) zich spontaan gevormd hebben in een vloeistof (oersoep), waarin alle chemische stoffen, die voor hun bouw noodzakelijk zijn, voorhanden waren. In de evolutiebiologie wil men zich niet over de verschillende oersoeptheorieën uiten. Het ontstaan van de eerste cel zou niets met evolutie te maken hebben. Om die reden luidt de opschrift van het dit boek „95 stellingen tegen evolutie-, oersoep- en oerknaltheorie“.

Reproduceerbare resultaten
In het laboratorium kan men verschillende prebiotische omstandigheden simuleren en daarmee overeenkomende reacties onderzoeken. De resultaten kunnen door elke chemicus gereproduceerd worden. Daarbij stuit men met het oog op de oersoeptheorie op uiterst ontnuchterende resultaten. Men neemt onder andere waar, dat zich in een waterhoudende oersoep en/of een zuurstofhoudende atmosfeer nooit lange molecuulketens kunnen vormen. Het water splitst de moleculen direct en ze oxideren zodra zij met zuurstof in contact komen.

Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

32 - Vivum ex vivo

Bericht door Lanzer »

32 - Vivum ex vivo.

Vivum ex vivo – Leven komt slechts van leven. Deze door Louis Pasteur geformuleerde verklaring is ook heden ten dage nog volledig in overeenstemming met alle experimenteel verkregen gegevens van de levenloze (prebiotische) natuur. In de tijd van Darwin geloofde men nog dat organismen spontaan in afval of vieze lompen konden ontstaan. Dit ontstaan noemde men „oerverwekking” (abiogenese). Later kon Louis Pasteur bewijzen, dat bacteriën niet vanzelf ontstaan.


Op 1 april 1864 heeft Louis Pasteur in aanwezigheid van een grote groep wetenschappers aan de Sorbonne in Parijs met experimenten bewezen, dat er geen oerverwekking (ontstaan van leven uit het levenloze) bestaat. Pasteur, die Darwins leer over de afstamming der soorten afwees, trok daaruit de conclusie, dat leven slechts door leven kan ontstaan. Desondanks geloven ook tegenwoordig nog veel wetenschappers, dat er miljarden jaren geleden een oerverwekking van zogenaamde „eenvoudige” organismen op de oeraarde mogelijk geweest zou zijn.(1)

Bovendien moet men niet vergeten, dat reeds de eenvoudigste cel wat betreft zijn complexiteit met een volledige personal computer vergeleken kan worden. Wil een cel kunnen leven, dan zijn honderden mechanismen en honderdduizenden correct uitgevoerde commando’s noodzakelijk. Als ook maar één enkel mechanisme uitvalt (of vanaf het begin niet gebruiksklaar aanwezig is), dan sterft de cel of zal zij nooit levensvatbaar zijn.

De nobelprijswinnaar Francis Crick zag de klaarblijkelijke onmogelijkheid van een toevallig ontstaan van leven. Als atheïst en evolutionist wilde hij echter geen Schepper als grondlegger van het leven aanvaarden en poneerde daarom de theorie, dat het aardse leven stamt van buitenaardse wezens. Het probleem wordt daardoor echter niet opgelost, maar naar het heelal verplaatst.

De gerenommeerde evolutionist en publicist bij de „Scientific American“, John Horgan, schrijft daarover het volgende: „Als ik een tegenstander van de evolutietheorie zou zijn, zou ik mij [...] op het ontstaan van het leven concentreren. Het is verreweg de zwakste plaats in het gebouw van de moderne biologie. [...] Het wemelt er zo van exotische wetenschappers en exotische theorieën, die nooit geheel afgewezen of geaccepteerd zijn, maar slechts in de mode of uit de mode zijn“.(2)

Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

33 - Het Miller-experiment

Bericht door Lanzer »

33 - Het Miller-experiment.

In het jaar 1953 maakte de bioloog en chemicus Stanley L. Miller een proefopstelling, waarmee hij het ontstaan van aminozuren onder oersoepomstandigheden wilde simuleren. Hierbij lukte het hem, door een gasmengsel verscheidene dagen aan elektrische vonken bloot te stellen, enkele eenvoudige aminozuren te synthetiseren. Zijn experiment is echter in de huidige moleculaire biologie om diverse redenen zonder betekenis geworden. Zo verhindert het water in Millers oersoep de vorming van molecuulketens. In zijn oersoep ontstaan bovendien ook giftige stoffen. Het experiment vond plaats onder zuurstofloze omstandigheden en komt ook verder niet overeen met de huidige kennis over de oeratmosfeer op aarde.


Het experiment van Stanley L. Miller werd lange tijd als een doorslaggevend succes van de evolutietheorie gevierd. Ook tegenwoordig staat nog in veel schoolboeken dat het leven met de bliksem in een of andere oeratmosfeer zou zijn begonnen. Toen zouden de eerste basisbouwstenen van het leven, de aminozuren zijn ontstaan.

Naar men zegt zou het Miller-experiment bewijzen leveren, dat zulk een scenario natuurwetenschappelijk te bewijzen is.(3)

De oersoepexperimenten van Stanley Miller en andere onderzoekers zijn echter niet meer interessant, omdat slechts een fractie van de noodzakelijke basisbouwstenen van het leven onder de beschreven oersoepomstandigheden kan ontstaan.(4)

De biochemicus Klaus Dose kwam na de 8e internationale conferentie over de oorsprong van het leven, tot een ook heden nog ontnuchterend eindoordeel. Hij moest toegeven dat „een groot deel van de reactieproducten van de simulatie-experimenten het leven niet dichter naderen dan de inhoud van steenkoolteer“.(5)

Ondanks, of juist vanwege de talrijke experimenten betreffende het ontstaan van leven, wint de visie terrein dat natuurlijke zuiver chemische processen daarbij moeten worden uitgesloten.

Concentratie en zinvolle aaneenschakeling van aminozuren
Zelfs indien het in een oersoep tot vorming van aminozuren zou zijn gekomen, dan zouden zij zich in een volgende stap geconcentreerd en spontaan tot zinvolle, informatiedragende molecuulketens samengevoegd moeten hebben. Minstens 500.000 basenparen zijn noodzakelijk, om alleen al het DNA van de eenvoudigste bacterie aan te maken. Op hetzelfde tijdstip moeten, celweefsel, celwand en diverse machines gevormd worden, wil de cel vanaf het begin levensvatbaar zijn.

(3) Stanley L. Miller, A Production of Amino Acids Under Possible Primitive Earth Conditions, Science 117, 15. Mai 1953, p. 528 – 529.
(4) Paul Lüth, Der Mensch ist kein Zufall, DVA, Stuttgart, 1981, S. 46 – 64.
(5) Bruno Vollmert, Das Molekül und das Leben, Rowohlt, 1985, S. 39 – 45.


(1) Bruno Vollmert, Das Molekül und das Leben, Rowohlt, 1985, Der Urey-Miller-Versuch: Ursuppen, S. 39 – 45.
(2) John Horgan, The End of Science: Facing the Limits of Knowledge in the Twilight of the Scientific Age, Little, Brown & Co, London, 1997, p. 138.


Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

34 - DNA (Desoxyribonucleïnezuur)

Bericht door Lanzer »

34 - DNA (Desoxyribonucleïnezuur).

In 1953 gelukte het Francis Crick en James Watson, zich baserend op de röntgendiffractie gegevens van Rosalind Franklin en Maurice Wilkins, om een model voor de driedimensionale structuur van het erfmateriaal af te leiden. Sinds deze ontdekking is het duidelijk dat er zonder DNA geen leven mogelijk is. Aan de andere kant betekent dit echter ook, dat indien de proteïnen niet eerder ontstaan zouden zijn - waarover men het tegenwoordig grotendeels eens is - het DNA toevallig onder oersoepomstandigheden zonder hulp van een matrix zou moeten zijn ontstaan. Laboratoriumexperimenten tonen ontnuchterend aan: zulk een scenario is onmogelijk.


Chemisch bezien is het DNA niets anders dan een zeer lang molecuul (polymeer), dat uit drie verschillende typen van bouwstenen bestaat: suikerbouwstenen, stikstofbasen (nucleotiden) en fosfor. Nu zijn er al bij het ontstaan van deze bouwstenen diverse problemen. Het DNA bevat een heel bepaald soort suiker, dat men d-ribose noemt. Het hoofdprobleem in de chemische evolutie van deze verbinding bestaat in haar korte halfwaardetijd van slechts 44 jaar (wat naar geologische maatstaven veel te kort is) en haar unieke driedimensionale structuur.

In oersoepexperimenten konden twee van de vier noodzakelijke stikstofbasen met zeer geringe opbrengst (0,5% voor adenine en 0,1% voor guanine) aangemaakt worden. Cytosine en uracil waren niet te verkrijgen. Bovendien zou ook hun levensduur veel te kort zijn. Dat alle voor de bouw van een DNA noodzakelijke stoffen in zuivere vorm gelijktijdig samenkomen, zou zelfs in een vele miljarden jaren durende geschiedenis van het leven niet voor te stellen zijn.

Een ander bestanddeel van de DNA structuur bestaat uit fosforzuur. Fosfor is weliswaar op aarde aanwezig, echter alleen in de vorm van moeilijk oplosbare mineralen (apatiet en fosforiet). In deze vorm zou fosfor onmogelijk aan de reactie tot vorming van een DNA-molecuul kunnen deelnemen.

Conclusie
Noch de suikerbouwsteen, noch de vier stikstofbasen, noch het fosforzuur zouden onder natuurlijke omstandigheden in een voor DNA zinvolle vorm vanzelf kunnen ontstaan.(6) De volgende vraag, naar de mogelijkheid tot synthese van een DNA-molecuul uit deze bouwstenen, is daarom volledig overbodig. Bovendien tonen inzichten vanuit de polymeerchemie, dat een DNA zonder de hulp van een matrix (zoals juist een cel dat biedt) onmogelijk spontaan kan ontstaan, zelfs wanneer alle bouwstenen voorhanden zouden zijn.

(6) Junker und Scherer, Evolution, ein kritisches Lehrbuch, Weyel, 2006, S. 104 – 114.


Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

35 - Polymeerchemie

Bericht door Lanzer »

35 - Polymeerchemie.

De chemici zijn tegenwoordig in staat om met grote kosten aminozuren te produceren. De vorming van lange ketens, zoals voor de bouw van organismen nodig zijn, is echter slechts onder uiterst precieze omstandigheden mogelijk. Zelfs kleine verontreinigingen kunnen tot afbraak van een keten leiden. Bovendien ontleden aminozuurketens, als zij reageren met water. Aangezien in een hypothetische oersoep met zekerheid ook water aanwezig was, is het onmogelijk, dat zich daarin aminozuurketens of zelfs complete eiwitten (proteïnen) gevormd zouden hebben.


Een groot probleem voor het ontstaan van leven is het feit dat eiwitten op grond van hun chemische eigenschap uiteenvallen, wanneer zij met water reageren.(7, 8) Bovendien ontstaat bij de productie van proteïnen onvermijdelijk ook water, dat de polycondensatie verhindert en de ontstane polymeren weer vernietigd (dit proces noemt men hydrolyse). In de levende cellen wordt dit bij de proteïneproductie vrijgekomen water in een nauwkeurig afgesteld proces door speciale enzymen afgevoerd.

Ketenvorming met bifunctionele moleculen
Opdat moleculen zich kunnen samenvoegen, moeten zij tenminste bifunctioneel zijn, dat betekent dat zij twee bindingsplaatsen bezitten. Verbindt zich een monofunctioneel molecuul (dus een molecuul met slechts één bindingsplaats) aan het einde van de keten, dan kan er zich geen volgend molecuul meer aanhechten en is de ketenvorming stopgezet.(9) Nu stelt men zich de oersoep bepaald niet voor als het laboratorium van een polymeerchemicus, die over de verschillende processen waakt en door toevoeging van een monofunctioneel molecuul de ketenvorming op het juiste moment doelbewust stopzet, wanneer de gewenste ketenlengte bereikt is.(10)

De enige omgeving waarvan bekend is dat zich daar DNA ketens vormen, zijn de verschillende levende cellen. Noodzakelijk voor het aanmaken van proteïnen zijn levende cellen, die op hun beurt weer uit proteïnen bestaan.

Zonder proteïnen geen cellen en zonder cellen geen proteïnen. Vivum ex vivo – Leven komt slechts van leven - deze basisregel schijnt ook in dit opzicht bevestigd te worden.

(7) J. Sarfati, Origin of life: the polymerization problem, Journal of Creation 12(3), 1998, p. 281 – 284.
(8) G.B. Johnson und P.H. Raven, Biology, Principles & Explorations, Holt, Reinhart and Winston, Florida, 1998, p. 235.
(9) Bruno Vollmert, Das Molekül und das Leben, Rowohlt, 1985, S. 54 – 58.
(10) P.H. Raven, Biology, A current bubble hypothesis, WCB/McGraw-Hill, 1999, p. 69.


Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Gebruikersavatar
Lanzer
Lanzer
Berichten: 7718
Lid geworden op: zo 18 aug 2019, 19:56

36 - Chiraliteit

Bericht door Lanzer »

36 - Chiraliteit.

Wanneer men in het laboratorium met veel moeite aminozuren en suikers (de belangrijkste bouwstenen van het leven) fabriceert, dan ontstaan bij dit proces gelijke hoeveelheden links- en rechtsdraaiende moleculen. Voor de bouw van levende cellen kunnen echter bijna uitsluitend linksdraaiende moleculen worden gebruikt. Rechtsdraaiende moleculen zijn vaak giftig voor de cel. Aangezien reeds het genoom van de eenvoudigste bekende levensvorm uit ongeveer een half miljoen bouwstenen bestaat, is het op natuurlijke wijze koppelen van voldoende linksdraaiend basismateriaal uitgesloten.

Zowel de basisbouwstenen van het erfmateriaal alsook de proteïnen hebben de eigenschap dat hun beeld en spiegelbeeld, zoals de rechter- en de linkerhand, niet uitwisselbaar zijn. Deze eigenschap noemt men chiraliteit.

De fabricage van chirale moleculen is doorgaans zeer lastig en vereist in elk geval het aanwezig zijn van chirale informatie (bijvoorbeeld een chirale katalysator). Bij elk chemisch proces waarbij aminozuren en suikers worden gemaakt, ontstaan gelijke delen links- en rechtsdraaiende moleculen, zogenoemde enantiomeren.

„Voor het ontstaan van leven moet op één of ander moment de beslissing ten gunste van van links- of rechtsdraaiende moleculen gevallen zijn. Op het terrein van de levende organismen stelt men zich voor, dat de concurrentie van individuen en soorten tot selectieprocessen geleid kunnen hebben. Bij een mengsel van stoffen met chemisch gelijke energie inhoud van beide componenten is een op concurrentie gebaseerd selectie proces ondenkbaar (11).”

Aminozuren uit het heelal?
Een verklaring daarvoor, hoe het in het model van de oersoeptheorie kon dat uitsluitend linksdraaiende aminozuren elkaar troffen, opperde de chemicus Ronald Breslow van de Columbia University in New York. Bij gelegenheid van een samenkomst van de American Chemical Society in New Orleans deelde hij mee, dat aminozuren die met een meteoriet op aarde terechtkwamen, aan een straling blootgesteld waren die meer de rechtsdraaiende aminozuren vernietigde. Op die wijze zou een overmaat van linksdraaiende aminozuren kunnen ontstaan.

Vervolgens konden Breslow en zijn collega’s in het laboratorium simuleren hoe zich links- en rechtsdraaiende aminozuren bij het kristalliseren met elkaar verbinden, op een wijze dat slechts die aminozuren in het water opgelost achterbleven die geen partner vinden. Wanneer de komeet meer links als rechtsdraaiiende aminozuren transporteerde, zou in een dergelijk proces een oplossing ontstaan die bijna alleen nog linksdraaiiende aminozuren bevatte.(12) Overigens kan men aannemen dat een onbeduidende overmaat van links- of rechtsdraaiiende aminozuren in een geologische omgeving snel weer opgeheven zou worden.(13)

Bacteriën uit rechtsdraaiende aminozuren
Daar er op aarde een paar bacteriën zijn die opgebouwd zijn uit rechtsdraaiende aminozuren, moeten er tenminste twee verschillende kometen op aarde ingeslagen zijn. Daarbij moeten twee keer alle 20(!) verschillende aminozuren, die voor de bouw van een levende cel nodig zijn, in voldoende mate ontstaan zijn.

(11) Junker und Scherer, Evolution, ein kritisches Lehrbuch, Weyel, 2006, S. 108.
(12) Spiegel Online, Chemiker simulieren Siegeszug linksdrehender Moleküle, 7. April 2008, http://www.spiegel.de/wissenschaft/mens ... 66,00.html
(13) K. Dose, Präbiotische Evolution und der Ursprung des Lebens, Chemie unserer Zeit 21, 1987, S. 177 – 185.


Bron
Uw woord is de waarheid (Joh, 17:17)
Plaats reactie